In 2012 werd op een perceel direct ten zuiden van hunebedden D36/D37, de ‘Valther Tweeling’, te Valthe een noodopgraving uitgevoerd door het Groninger Instituut voor Archeologie, waarbij verschillende bodemsporen en bijhorende vondsten werden aangetroffen. De voornaamste bodemsporen dateren mogelijk uit het midden-neolithicum in associatie met het funeraire gebruik van de hunebedden en uit de late bronstijd en/of vroege ijzertijd in associatie met een mogelijk portaalstructuur van een boerderij (Fens & Arnoldussen, 2015).
Valther Tweeling: Hunebed D37 en op de achtergrond
Hunebed D36 (wikipedia: CC-BY-SA-4.0)
In 2020 start een interdisciplinair onderzoeksproject aan de Universiteit Gent (UGent, België) naar neolithisch landgebruik en de prospectie ervan met behulp van niet-invasieve, geofysische technieken. De associatie tussen fysische bodemeigenschappen (waaronder bodemtextuur, bulkdensiteit en porositeit) en geofysische bodemmetingen wordt hierbij onderzocht om geofysische surveystrategieën voor moeilijk te onderscheiden archeologische sporen te optimaliseren. De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) wordt benaderd in de zoektocht naar representatieve neolithische vindplaatsen die reeds gekend zijn uit gravend archeologisch onderzoek, zoals te Valther Tweeling.
Door op referentiesites waar nog in-situ bodemsporen aanwezig zijn de bodemkundige en geofysische contrasten tussen archeologische sporen en de onverstoorde achtergrond te evalueren en te monitoren, kan een structurele basis worden voorzien om in te schatten of, en zo ja hoe deze sporen met geofysische technieken geobserveerd kunnen worden. Door in-situ bodemkundige en geofysische eigenschappen te monitoren, kan tevens geëvalueerd worden wanneer, onder invloed van verschillen in temperatuur en vochthuishouding in de bodem, optimale omstandigheden zich voordoen om deze contrasten te karteren.
Hernieuwd archeologisch onderzoek te Valther Tweeling
De doelstelling van het veldonderzoek te Valther Tweeling is het uitvoeren van geofysische testmetingen. De metingen worden uitgevoerd in een profielput aan de noordzijde van de oude GIA-opgraving waarbij de oude profielen van een mogelijke extractiekuil opnieuw werden vrij gelegd en schoongemaakt.
De fysische en geofysische bodemeigenschappen van de vrij gelegde spoorvullingen en het natuurlijke bodemprofiel zullen gerelateerd worden door metingen op het blootgelegde profiel en monstername van de verschillende lagen van het profiel van een archeologisch bodemspoor en het natuurlijk bodemprofiel.
Om de variabiliteit van de geofysische eigenschappen doorheen te tijd te reconstrueren, zal in het profiel een bodemmonitoringstation geïnstalleerd worden om de verandering in de geofysische eigenschappen onder invloed van weersveranderingen te monitoren in de periode 2021-2023.
Na analyse van de bodemstalen en profielmetingen zal ten laatste in de eerste helft van 2023 een geofysische survey onderzoek van de omgeving van de hunebedden worden verricht met een survey strategie die op basis van deze resultaten geoptimaliseerd is voor maximale informatieverwerving.
Bodemmonitoringstation
Doel
Het meetstation dient om dynamische bodemeigenschappen (volumetrisch vochtgehalte, temperatuur en elektrische geleidbaarheid) te registreren, in functie van het ontwerpen van efficientie, niet-invasieve prospectiestrategieen voor archeologisch onderzoek. Door gedurende het jaar verschillen in deze eigenschappen te monitoring, krijgen we een beeld hoe in verschillende bodemlagen binnen en buiten archeologische sporen temperatuur en vochtgehalte (en daarbij aansluitend de elektrische geleidbaarheid) variëren. Door dit te combineren met modellen die toelaten metingen met gangbare geofysische toestellen te simuleren, kunnen we voorspellen onder welke condities de gemonitorde sporen kunnen gedetecteerd worden met specifieke toestellen (bijvoorbeeld met specifieke configuraties van elektrische weerstandsmeters, grondradar of elektromagnetische inductietoestellen).
Naast deze praktische inzichten gericht op archeologische prospectie, geven de monitoringsgegevens ons eveneens fundamenteel inzicht in de vochthuishouding in de bemonsterde bodemprofielen. Het monitoringstation te valthe is een van zes meetstations (die geplaatst worden in België en Nederland), over een brede waaier van bodemtypes. Naast bij te dragen aan het optimaliseren van de archaeologische prospectiemethodologie, verschaffen deze meetstations validatiegegevens om modellen die toelaten vochtverschillen te voorspellen op basis van geofysische data aan te toetsen.
TEROS 12 sensoren geplaatst in een bodemprofiel (© UGent, vakgroep omgeving)
Praktisch
De geplaatste sensoren zijn van het type TEROS 12 van Meter Group. Deze toestellen registreren het volumetrisch vochtgehalte, de elektrische geleidbaarheid en temperatuur van de gemonitorde bodemlagen. De sensoren worden, na het graven van een testput, gemonteerd in de profielwand. De sensoren worden vervolgens verbonden met een bovengronds meetstation (de ZL6 datalogger van meter group). Dit station slaat quasi continue (aan een meetinterval van 15 seconden) de geregistreerde metingen op, en stuurt deze automatisch naar een dataserver door via een mobiele internetverbinding (met SIM-kaart). De datalogger heeft een klein zonnepanneel als energievoorziening.
Locatie van het bodemmonitoringstation (achtergrond: pdok.nl, CC-BY-SA-4.0)
Bijkomende info en contact
searchingthesoil@ugent.be