Charles Darwin ontvouwde in 'The Descent of Man, and Selection in Relation to Sex' (1871) een evolutionaire verklaring van de menselijke mentale vermogens. Met zijn kijk op de verhouding tussen de seksen en de evolutionaire rol van vrouwelijke organismen legde hij de basis voor het historische, nog altijd voortdurende conflict tussen feminisme(n) en darwinisme(n). Nagegaan wordt in hoeverre de feministische kritieken op het evolutionaire onderzoeksprogramma gerechtvaardigd zijn. Daarnaast wordt gezocht naar de onderliggende oorzaken van de discrepantie tussen de respectieve mensbeelden van het feminisme (klemtoon op het sociaal-constructivistische) en het darwinisme (klemtoon op het biologische). Ook een analyse van de rol van ideologie in de discussie en van de mogelijke morele en maatschappelijke gevolgen van de aanvaarding van darwinistische inzichten met betrekking tot de geslachten behoort tot de doelstellingen.