This project aims to provide an epistemological analysis of the practice of chemistry in different contexts in the second half of the 18th century and of the interaction between actors working in these different contexts. The project will specifically focus on the performance and interpretation of chemical experiments in different contexts in the Dutch Republic, which provides a microcosm allowing us to study broader developments taking place in Europe. The contexts that will be treated are universities, learned societies, and practical chemistry. For each contexts, the work of a central figure will be analyzed: Joh. D. Hahn (1729-84) for the university, Martinus van Marum (1750-1837) for learned societies, and P. J. Kasteleyn (1746-94) for practical chemistry. The overall aim of the analysis will be to assess the epistemic role of experiments in the work of these actors. With what epistemic aim were experiments performed? What were the actors hoping to learn? How were experiments interpreted? What specific steps were taken to draw conclusions from experiments? To analyze the interaction between these different contexts, I will follow the trajectory of a series of specific experiments as they are reperformed an reinterpreted in different contexts. The project will contribute to our understanding of the nature and role of experiments in this crucial episode in the history of science. As such, it will also contribute to ongoing work in the philosophy of experimentation.
Dit project heeft tot doel een epistemologische analyse te bieden van de chemische praktijk in verschillende contexten in de tweede helft van de 18e eeuw en van de interactie tussen actoren werkzaam in deze contexten. Het project zal zich specifiek richten op de uitvoering en interpretatie van chemische experimenten in de Nederlandse Republiek, een gebied dat ons toelaat om ontwikkelingen te bestuderen die toen doorheen Europa plaatsvonden. De contexten die behandeld zullen worden zijn: universiteiten, geleerde genootschappen en praktische chemie. Voor elke context zal het werk van een centrale figuur geanalyseerd worden: Joh. D. Hahn (1729-84) voor de universiteit, Martinus van Marum (1750-1837) voor geleerde genootschappen, en P.J. Kasteleyn (1746-94) voor praktische chemie. Het algemene doel van de analyse is om de epistemische rol van experimenten te bepalen. Met welk epistemisch doel werden experimenten uitgevoerd? Wat hoopten de actoren te leren? Hoe werden experimenten geïnterpreteerd? Welke stappen werden er genomen om conclusies te trekken op basis van experimenten? Om de interactie tussen deze contexten te analyseren, zal ik het traject volgen van een reeks specifieke experimenten die uitgevoerd en geherinterpreteerd worden in verschillende contexten. Dit project zal bijdragen tot ons begrip van de aard en rol van experimenten in een cruciale periode uit de wetenschapsgeschiedenis. Op die manier draagt het ook bij aan lopend werk in de filosofie van experimentatie.