Dit project onderzoekt de dieptestructuur van een aantal belangrijke retorische tropen met betrekking tot hun ethische potentieel. De onmiddellijke theoretische context is de dominante tendens binnen de literaire ethiek om de stijlfiguur metonymie te beschouwen als een uitzonderlijk aangrijpingspunt om met anderen om te gaan op manieren die zich bewust zijn van, en respectvol staan tegenover, de verschillen van die anderen. Als gevolg daarvan, grotendeels onder invloed van het deconstructivisme, is de metafoor als stijlfiguur verbannen naar de marge van de ethiek, en wordt hij geassocieerd met concepten die als niet-bevorderlijk voor een ethische omgang met de wereld worden beschouwd. Doorslaggevend is daarin de metaforische relatie van identiteit: de mogelijkheid twee onvergelijkbare dingen of ideeën te beschouwen, en een gelijkenis daartussen vast te stellen (bijvoorbeeld: “my love is a rose”). Het probleem, volgens ethici, is dat identiteit een relatie is die weinig ruimte laat voor verschillen, die onvermijdelijk worden ondergeschikt aan de identiteitsrelatie.