Hugo Grotius is vooral bekend als rechtsgeleerde (Mare liberum, De iure belli ac pacis) en als politicus in de entourage van Oldenbarnevelt. Daarnaast ging zijn interesse ook uit naar filologie (hij verzorgde bv. een uitgave van Lucanus) en geschiedenis. Deze laatste bezigheden kun je echter niet los van zijn politieke bedrijvigheid beschouwen, als waren ze niet meer dan een hobby. Wanneer Grotius zich voor politieke problemen gesteld zag, ging hij bij de klassieke auteurs te rade. En wanneer hij zelf een geschiedenis schreef, dan was dat in de hoop dat zijn visie op het verleden invloed zou hebben op het heden en de nabije toekomst. Het is die historiografische activiteit van Grotius die het voorwerp van mijn onderzoek is.
Grotius schreef drie grote geschiedkundige werken, twee toen hij nog heel jong was en één aan het einde van zijn leven: De antiquitate reipublicae Batavicae verscheen in 1610 en de Annales et historiae de rebus Belgicis was klaar in 1612, beide voor Grotius’ dertigste verjaardag. De Historia Gothorum, Vandalorum, & Langobardorum verscheen ruim veertig jaar later in 1655.
Ik onderzoek de invloed van de Romeinse historiograaf Tacitus op Grotius’ historiografie, op stilistisch en inhoudelijk vlak. Tacitus was namelijk een populaire auteur in de 16de en 17de eeuw, een fenomeen dat soms tacitisme wordt genoemd. De Annales et historiae zijn zeker een deel van die rage. Het is duidelijk dat die referenties aan en navolging van Tacitus meer zijn dan een literair spel: er hangen aan die constatering gevolgen vast voor de interpretatie.
Is Tacitus’ invloed in Grotius’ drie grote historiografische werken aanwezig? Indien ja, is die overal even sterk aanwezig? Indien nee, waarom is die dan in het ene werk wel en het andere niet nodig? Is het tacitisme in zijn historiografie een modeverschijnsel, een overtuigingsstrategie of iets dat samenhangt met de aard van de gebeurtenissen? Onvermijdelijk zullen zich ook meer theoretische vragen aandienen, bijvoorbeeld naar de betekenis van ‘tacitisme’ in een ruimere literair-historische context. De receptie van Tacitus was heel actueel in die tijd en had vaak een subversief karakter. De eerste vertaling van Tacitus naar het Spaans gebeurde bijvoorbeeld door een uit de gratie gevallen hoveling in een gevangenis.
Die subversieve lezing van Tacitus brengt ons bij een andere auteur die in die periode ook controversieel was: Machiavelli. Zijn amorele oordelen en raison-d’état-denken over politiek doen heel sterk denken aan Tacitus, maar zijn boeken werden verguisd en kwamen zowel vanuit katholieke als protestantse hoek onder vuur te liggen. Il principe kwam eerst in Franse en later in een Latijnse vertaling op de boekenmarkten in onze streken terecht en werd gretig gelezen, ondanks de morele bezwaren die men had. Sommigen vermoeden dat spreken over Tacitus een manier was om over Macchiavelli te spreken, zonder last te hebben van het odium dat al vrij vroeg aan zijn naam kleefde. In hoeverre we het tacitisme van Grotius als machiavellisme moeten beschouwen, is een vraag die ook een antwoord zal moeten krijgen.