In recent years, there has been a notable increase in essayistic, fragmentary forms of writing in Dutch-language literature. While this experimental genre has not been defined as a literary phenomenon yet, this kind of writing is familiar in Anglophone literary criticism, where it has been theorized as autotheory, an experimental form of writing that merges autofiction and theory. This project hence seeks to understand how Dutch-language forms of autotheoretical writing stage and question knowledge through embodied experience. To this end, it analyzes a corpus organized around four typically autotheoretical clusters, in which two Dutch-language works are read in dialogue with an English-language work. These writings are first analyzed thematically, in terms of the themes and theories they treat and the role of the body and the senses in this regard, followed by a formal analysis of the experimental strategies that destabilize the relation between the self and the mediation of experience. Accordingly, this project seeks to offer the first comprehensive study of contemporary autotheoretical writing in Dutch-language literature that thus further defines autotheory as a literary, experimental genre. This approach will advance current understanding of the impact of nonfictional material on contemporary forms of experimental writing. Consequently, it will open up avenues for future research into personal engagements with knowledge and information in 21st-century literature.
Recent is er een opvallende toename van essayistische, fragmentaire vormen van schrijven in de Nederlandstalige literatuur. Hoewel dit experimentele genre nog niet als literair fenomeen afgebakend is, is het in de Angelsaksische literaire kritiek wel gekend en daar getheoretiseerd als autotheorie, een experimentele vorm van schrijven die autofictie met theorie vermengt. Dit project beoogt daarom te begrijpen hoe Nederlandstalige vormen van autotheoretisch schrijven kennis opvoeren en bevragen via belichaamde ervaring. Daartoe analyseert het een corpus dat georganiseerd is rond vier typisch autotheoretische clusters, waarin twee Nederlandstalige werken in dialoog gelezen worden met een Engelstalig werk. Deze geschriften worden eerst thematisch geanalyseerd, in termen van de thema’s en theorieën die ze aankaarten en de rol van het lichaam en de zintuigen hierbij, gevolgd door een formele analyse van de experimentele strategieën die de relatie tussen de ik en de mediatie van ervaring destabiliseren. Bijgevolg wil dit project de eerste uitgebreide studie bieden over hedendaags autotheoretisch schrijven in de Nederlandstalige literatuur die zo autotheorie verder definieert als literair, experimenteel genre. Deze aanpak zal het begrip van de impact van nonfictioneel materiaal op hedendaagse vormen van experimenteel schrijven bevorderen. Bijgevolg zal het project pistes openen voor verder onderzoek naar de persoonlijke omgang met kennis en informatie in de 21ste-eeuwse literatuur.