This project is situated in the fields of integrated history and philosophy of science and philosophy of scientific practice. It aims to provide an epistemological analysis of the role of teaching practices in 19th-century experimental chemistry and their relationship to research. Historiographical accounts have repeatedly called attention to the importance of pedagogical innovations in experimental chemistry during the 19th century. A philosophical analysis of these innovations however remains lacking. This project uses virtue epistemology as a framework to provide such an analysis and to show how teaching practices played a role in the production and justification of knowledge in 19thcentury experimental chemistry. There are three main objectives in the project. First, identifying which epistemic virtues and vices were deemed relevant in 19th-century experimental chemistry teaching. Second, providing a detailed reconstruction of specific teaching practices and the way in which these allowed students to acquire relevant epistemic virtues. Third, assessing the role that epistemic virtues and the related teaching practices played in controversies in chemistry.
Dit project situeert zich in de disciplines van de geïntegreerde wetenschapsgeschiedenis en -filosofie en de filosofie van de wetenschappelijke praktijk. Het doel is om een epistemologische analyse uit te voeren van onderwijspraktijken in de 19e eeuwse experimentele scheikunde en de relatie van die praktijken tot onderzoek. In de geschiedschrijving is er reeds veel aandacht geschonken aan het belang van pedagogische vernieuwingen in de 19e eeuwse experimentele scheikunde. Een filosofische analyse van deze vernieuwingen ontbreekt echter nog steeds. Dit project gebruikt deugdepistemologie als een framework om deze analyse uit te voeren en om te tonen hoe onderwijsprakijkten een rol speelden in de productie en verantwoording van kennis in de 19e eeuwse experimentele scheikunde. Het project beoogt drie zaken. Ten eerste, het identificeren van de epistemische (on)deugden die in de 19e eeuw als relevant werden gezien in het onderwijzen van experimentele scheikunde. Ten tweede, een gedetailleerde reconstructie voorzien van specifieke onderwijspraktijken en de manier waarop die studenten toelieten om de relevante epistemische deugden te verwerven. Ten derde, het bepalen van de rol die epistemische deugden en de daarbij horende onderwijspraktijken speelden in controverses in de scheikunde.